Het speelt zich af zes-en veertig jaar
geleden. Ik was twintig en reed op de fiets door de binnenstad van Groningen.
Ik was zenuwachtig, de inmiddels herkenbare zenuwachtigheid voorafgaande aan
een tentamen. Het tentamen, historische pedagogiek, was mondeling. De professor
die het tentamen af zou nemen was in mijn beleving een opa, een oude man van in
de zestig.
Hij imponeerde me en ik wist dat ik wel wat langer had kunnen
studeren op dit tentamen. Links en rechts zoefden auto’s en andere fietsen me
voorbij en ik vroeg me af of er nog meer mensen op weg waren naar een tentamen.
Studeren vond ik leuk, maar de uren vlak voor een tentamen konden me gestolen
worden.
En toen schoot het opeens door met heen:
’Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn’.
Waar die gedachte vandaan
kwam weet ik niet maar nog nooit eerder had ik zoiets vlak voor een tentamen
bedacht. En het bleef zich maar herhalen in mijn hoofd: ’Als God voor ons
is, wie zal tegen ons zijn.’ Toen ik aangekomen was op de plek van
bestemming en mijn fiets op slot deed was het nog niet afgelopen: ’Als God
voor ons is, wie zal tegen ons zijn.’ Ik wist niet eens waar het precies in
de bijbel stond. Een paar maanden eerder was ik zelf een gelovige geworden en
echt in de bijbel gaan lezen. Een tekst die zomaar kwam bovendrijven op een alledaags
moment was een hele nieuwe ervaring. Ik klom de trappen op naar de professor en
nog liet die tekst me niet los.
Toen ik naar binnenstapte wist ik het: De Here
God Zelf staat achter mij, Hij wil mij ook door dit tentamen heen helpen. En ik
slaagde, hoewel ik nog steeds niet genoeg had geleerd. Het voelde als een
knipoog van God en het was voor de eerste keer dat ik – onverwacht- mocht
meemaken dat God een Helper wil zijn.
‘Verwachting’, schreef ik bovenaan dit
stuk. Verwachting is dat wat je denkt of hoopt voor de toekomst, dichtbij of
veraf. Mijn verwachting voor dit tentamen was dat ik waarschijnlijk zou zakken.
Die verwachting had ik berekend: ik had niet voldoende gestudeerd. Met als
gevolg dat ik zou zakken. Soms valt een verwachting gewoon uit te rekenen. Petrus,
een van Jezus’ leerlingen, maakte ook mee dat een mens soms hele verkeerde
verwachtingen kan hebben. Na een nacht vissen op het meer van Galilea kwam hij
teleurgesteld aan wal, er was niks gevangen. Jezus zag die teleurstelling en
zei dat hij aan de andere kant moest gaan vissen. Op klaarlichte dag, op een
plek waar Petrus nog nooit eerder gevist had. Zijn verwachting zal niet groot
geweest zijn. Toch deed hij wat Jezus zei en maakte het wonder van zijn leven
mee: zoveel vis dat er nog een boot aan te pas moest komen.
Verwachtingen: we hebben ze allemaal.
Rekenen op een God die voor verrassingen kan zorgen is een keuze die we elke
dag opnieuw mogen maken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten